U heeft niets in uw winkelwagen.
Atex ventilator (explosieveilig)
Bent u op zoek naar een ventilator die een ontsteekbaar gasmengsel of stof kan afvoeren dan heeft u een ATEX ventilator nodig. ATEX staat voor: ATmosphegraveres EXplosives. Lees verder voor meer uitleg
Lees meer...-
Atex Enkel Aanzuigende Centrifugaal Ventilator 190 m3/h ENG 2-2,5
Excl. BTW: € 0,00 Incl. BTW: € 0,00 -
Atex Enkel Aanzuigende Centrifugaal Ventilator 500 m3/h ENG 3-9,8
Excl. BTW: € 0,00 Incl. BTW: € 0,00 -
Atex Enkel Aanzuigende Centrifugaal Ventilator 1800 m3/h DNG 6-35
Excl. BTW: € 0,00 Incl. BTW: € 0,00 -
Atex Enkel Aanzuigende Centrifugaal Ventilator 2400 m3/h DNG 7-52
Excl. BTW: € 0,00 Incl. BTW: € 0,00 -
ATEX Buisventilator 180mm
Special Price Excl. BTW: € 1.332,80 Incl. BTW: € 1.612,69
Normale prijs: € 2.096,49
-
Verloop 180-100mm voor ATEX buisventilator 180mm
Special Price Excl. BTW: € 111,39 Incl. BTW: € 134,78
Normale prijs: € 175,21
Waarom een ATEX ventilator voor ruimtes met explosieve atmosferen?
Een ATEX-ventilator is speciaal ontworpen voor gebruik in omgevingen met explosiegevaar, zoals ruimtes waarin poeder, stof, ontvlambare gassen of dampen van vloeistoffen in de lucht aanwezig zijn. Deze mengsels kunnen een risico op ontsteking vormen en gevaarlijke situaties veroorzaken.
Het risico van een standaard ventilator
Een standaard ventilator kan een ontstekingsrisico vormen wanneer de oppervlaktetemperatuur van de ventilator gelijk is aan of hoger wordt dan de ontstekingstemperatuur van het brandbare gas- of stofmengsel in de omgeving. Om dit risico te vermijden, moet een ATEX-ventilator altijd onder de ontstekingstemperatuur blijven. Deze ventilatoren zijn ontworpen om te voorkomen dat ze te warm worden, waardoor een veilige werking in explosieve atmosferen gegarandeerd is.
Bij het kopen en gebruik van een ATEX-ventilator is het belangrijk om rekening te houden met de specifieke eisen van explosiegevaarlijke omgevingen. Officieel heeft u als koper een ATEX-code nodig, die wordt vastgesteld door een gespecialiseerd bedrijf. Deze code geeft aan in welke zone en onder welke omstandigheden de ventilator moet functioneren. Op basis van deze ATEX-code kunnen wij voor u de juiste ventilator selecteren die volledig voldoet aan de benodigde veiligheidsnormen.
Uw verantwoordelijkheid bij het kiezen van de juiste ATEX-apparatuur
Als aanvrager bent u verantwoordelijk voor het bepalen van de juiste ATEX-classificatie voor uw installatie. Het is wettelijk verplicht om een risicoanalyse uit te voeren door een gecertificeerde partij, wat resulteert in een explosieveiligheidsdocument waarin de ATEX-zonering wordt vastgesteld.
Partijen die u kunt inschakelen:
• Gecertificeerde ATEX-adviesbureaus: Deze bedrijven kunnen een gedetailleerde risicoanalyse uitvoeren en de juiste zone-indeling en classificaties vaststellen.
• Brandweer: In sommige gevallen kan de brandweer betrokken worden, vooral bij grote industriële installaties, om te adviseren over explosieveiligheid en lokale regelgeving.
De ATEX-code
De ATEX-code is een unieke codering die alle belangrijke informatie bevat over de explosiegevaarlijke omgeving waarin uw apparatuur, zoals een ventilator en eventueel een regelaar, wordt gebruikt.
Gecertificeerde ATEX-adviesbureaus of de brandweer kunnen voor u een document opstellen waarin de ATEX-code is vastgelegd. Dit biedt ons alle informatie die we nodig hebben bij het selecteren van een ventilator die volledig voldoet aan de noodzakelijke veiligheidsnormen. Naast de ATEX-code zijn aanvullende gegevens nodig om de juiste ventilator te selecteren. Hieronder volgt een overzicht van de ATEX-gerelateerde punten, en informatie die wij nodig hebben om de juiste ventilator te
ATEX-gerelateerde punten:
1. Explosiegevaarlijke Zone: Dit geeft aan hoe groot het risico is op een explosieve atmosfeer, met verschillende zones voor zowel gassen als stoffen. • Gassen: Zone 0, 1, 2 • Stoffen: Zone 20, 21, 22 • Categorieën: 1 (voor zones 0 en 20), 2 (voor zones 1 en 21), 3 (voor zones 2 en 22)
2. Type atmosfeer (gas, stof, nevel): Het type atmosfeer bepaalt het explosierisico en beïnvloedt de ATEX-classificatie van de ventilator.
3. Gas- of stofgroep: Afhankelijk van de aard van de aanwezige gassen of stoffen wordt de explosieklasse bepaald. Voor gassen zijn er groepen IIA, IIB, IIC en voor stoffen IIIA, IIIB, IIIC.
4. Temperatuurklasse (bijv. T1-T6): Deze geeft aan hoe heet de ventilator mag worden zonder risico op ontsteking van het aanwezige medium.
5. IP-beschermingsgraad: Dit geeft de mate van bescherming tegen stof en vocht aan, zoals IP55 of IP65.
Overige selectiecriteria:
6. Luchthoeveelheid bij ... Pa: De luchtstroom en drukverschil zijn belangrijk om de capaciteit en veiligheid van de ventilator te bepalen.
7. Diameter / afmeting kanaal: De maat van het ventilatiekanaal waarmee de ventilator compatibel moet zijn.
8. Spanning en frequentie: De elektrische specificaties (volt en Hz) moeten overeenkomen met de stroomvoorziening op de installatieplek.
9. Montagewijze: De installatiepositie (horizontaal of verticaal) heeft invloed op de prestaties van de ventilator.
10. Omgevingstemperatuur: De minimale en maximale omgevingstemperaturen waarin de ventilator moet functioneren.
11. Omgevingsfactoren en aanwezigheid van stoffen in het medium: Externe factoren zoals vocht en chemische stoffen kunnen de werking van de ventilator beïnvloeden, evenals stoffen in het medium die het materiaal kunnen aantasten en leiden tot corrosie.
Wilt u meer weten over bovenstaande punten? Lees dan verder voor meer uitgebreide informatie:
1. Explosiegevaarlijke Zone (bijv. Zone 1, 2, 21, 22)
De ATEX-zone geeft aan hoe groot het risico is op een explosieve atmosfeer. Er zijn verschillende zones voor zowel gassen als stof:
Gassen:
• Zone 0: Explosieve atmosferen voortdurend aanwezig.
• Zone 1: Explosieve atmosferen waarschijnlijk tijdens normaal bedrijf.
• Zone 2: Explosieve atmosferen onwaarschijnlijk, en als ze voorkomen, dan slechts kortstondig.
Stoffen:
• Zone 20: Explosieve atmosferen voortdurend aanwezig door stof.
• Zone 21: Explosieve atmosferen door stof kunnen optreden tijdens normaal bedrijf.
• Zone 22: Explosieve atmosferen door stof zijn onwaarschijnlijk, en als ze voorkomen, dan slechts kortstondig.
In uw ventilatorselectie moet rekening worden gehouden met zowel de uitwendige zonering (de zone waarin de ventilator is geplaatst) als de inwendige zonering (het medium dat door de ventilator stroomt). Afhankelijk van de zone moet de ventilator voldoen aan specifieke eisen voor veiligheid en storingsbeheer:
• Categorie 1: Voor zones 0 en 20, waar bescherming vereist is tegen twee onafhankelijke storingen.
• Categorie 2: Voor zones 1 en 21, waar bescherming tegen één fout voldoende is.
• Categorie 3: Voor zones 2 en 22, waar de ventilator alleen in normale omstandigheden veilig moet functioneren.
2. Type atmosfeer (gas, stof, nevel)
Het type atmosfeer bepaalt het explosierisico. Het is belangrijk om te weten of de ventilator te maken heeft met gassen, dampen, nevels of stof, aangezien elk type een ander explosierisico met zich meebrengt. Bijvoorbeeld, een ventilator in een ruimte met poederdeeltjes heeft andere vereisten dan een ventilator in een omgeving met ontvlambare dampen. De ATEX-classificatie van de ventilator moet in lijn zijn met het type atmosfeer waarin deze zich bevindt.
3. Gas- of stofgroep (bijv. IIA, IIB, IIC voor gas; IIIA, IIIB, IIIC voor stof)
De gas- of stofgroep bepaalt het explosiegevaar van het gas of stof. Voor gassen zijn er drie groepen:
• IIA: Minder explosieve gassen zoals propaan.
• IIB: Gassen met een groter explosierisico zoals etheen.
• IIC: Zeer explosieve gassen zoals waterstof en aceton.
Voor stof zijn de groepen als volgt ingedeeld:
• IIIA: Voorvezels en gemakkelijk brandbare stofdeeltjes.
• IIIB: Niet-geleidende stofdeeltjes.
• IIIC: Geleidende stofdeeltjes.
Afhankelijk van de groep waarin uw stof of gas valt, moet de ventilator zo worden gekozen dat deze bestand is tegen het specifieke explosiegevaar.
4. Temperatuurklasse (bijv. T1-T6)
De temperatuurklasse geeft aan hoe heet de oppervlaktetemperatuur van de ventilator mag worden zonder dat er een ontstekingsrisico ontstaat. Dit is gebaseerd op de ontbrandingstemperatuur van de aanwezige stoffen. De temperatuurklassen worden aangeduid van T1 tot en met T6. Hieronder vindt u de maximale temperaturen per klasse, met daarbij voorbeelden van stoffen en hun ontbrandingstemperaturen:
• T1: Maximaal 450°C | Waterstof (560°C), Methaan (537°C)
• T2: Maximaal 300°C | Ethyleen (425°C), Acetyleen (305°C)
• T3: Maximaal 200°C | Kerosine (210°C)
• T4: Maximaal 135°C | Ether (160°C)
• T5: Maximaal 100°C | Amylacetaat (98°C), Ethylacetaat (100°C)
• T6: Maximaal 85°C | Koolstofdisulfide (95°C)
5. Gewenste IP-beschermingsgraad (bijv. IP55, IP65)
6. Luchthoeveelheid bij ... Pa (bijv. 5000 m³/h bij 300 Pa)
Luchthoeveelheid en drukverschil zijn essentieel voor het bepalen van de capaciteit en prestaties van de ventilator. De luchtstroom (bijvoorbeeld 5000 m³/h) en de drukval (bijvoorbeeld 300 Pa) bepalen welk type ventilator geschikt is voor de situatie. Bij het selecteren van een ATEX-ventilator moet deze niet alleen voldoen aan de capaciteitseisen, maar ook ontworpen zijn om veilig te functioneren in explosiegevaarlijke omstandigheden, zonder dat de luchthoeveelheid en drukval invloed hebben op de veiligheid.
7. Diameter / afmeting kanaal
De aanzuig- en uitblaasaansluitingen van de ventilator moeten compatibel zijn met het kanaalwerk waarop deze wordt aangesloten. In veel gevallen zijn ATEX-ventilatoren voorzien van rechthoekige aanzuig- en uitblaasaansluitingen. Afhankelijk van het kanaal waarop de ventilator wordt aangesloten, kunnen wij bijpassende passtukken leveren om een optimale aansluiting te garanderen. Geef bij uw bestelling aan wat de afmetingen en het type kanaal zijn, zodat wij de juiste passtukken kunnen meeleveren voor een naadloze installatie.
8. Spanning en frequentie
Vermeld bij uw bestelling of de ventilator geschikt moet zijn voor een eenfasige (230V) of driefasige (400V) aansluiting.
9. Montagewijze
De installatiepositie van de ventilator (bijv. horizontaal of verticaal) kan invloed hebben op de prestaties en de levensduur van het apparaat. Afhankelijk van de montagepositie kunnen specifieke vereisten gelden om de veiligheid en duurzaamheid te waarborgen.
10. Omgevingstemperatuur (min/max)
De omgevingstemperatuur waarin de ventilator functioneert is een belangrijke factor bij het selecteren van het juiste apparaat. Ventilatoren moeten bestand zijn tegen de specifieke temperatuurcondities van hun omgeving, zodat ze veilig kunnen werken zonder risico op oververhitting of storingen.
11. Omgevingsfactoren en aanwezigheid van stoffen in het medium
Externe invloeden zoals vocht of chemische stoffen kunnen de werking van de ventilator negatief beïnvloeden. Daarnaast kunnen stoffen in het medium het materiaal van de ventilator aantasten, waardoor de materiaalkeuze moet worden aangepast om corrosie te voorkomen.